Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Invorderingswet 1990

 

Artikel 22
1
Derden die geheel of gedeeltelijk recht menen te hebben op roerende zaken waarop ter zake van een belastingschuld beslag is gelegd, kunnen een beroepschrift richten tot de directeur, mits zulks doende vóór de verkoop en uiterlijk binnen zeven dagen, te rekenen van de dag der beslaglegging. Het beroepschrift wordt ingediend bij de ontvanger, tegen een door deze af te geven ontvangbewijs. De directeur neemt zo spoedig mogelijk een beslissing. De verkoop mag niet plaats hebben, dan acht dagen na de betekening van die beslissing aan de reclamant en aan degene tegen wie het beslag is gelegd, met nadere bepaling van de dag van verkoop.
2
Door het indienen van een beroepschrift op de voet van het eerste lid, verliest de belanghebbende niet het recht om zijn verzet voor de burgerlijke rechter te brengen.
3
Behoudens in het geval dat er een recht van terugvordering bestaat jegens degene die een zaak onrechtmatig of van een onbevoegde heeft verkregen, kunnen derden echter nimmer verzet in rechte doen tegen de beslaglegging ter zake van naheffingsaanslagen in:
a
de loonbelasting ten laste van inhoudingsplichtigen met uitzondering van naheffingsaanslagen ter zake van huispersoneel;
b
de omzetbelasting, alsmede de belasting van personenauto?s en motorrijwielen ten laste van een ander dan degene op wiens naam het kenteken is gesteld;
c
de accijns;
d
de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van pruimtabak en snuiftabak;
e
de in artikel 1 van de Wet belastingen op milieugrondslag genoemde belastingen;
f
de dividendbelasting;
g
de kansspelbelasting ten laste van inhoudingsplichtigen; en
h
de assurantiebelasting, alsmede tegen de beslaglegging ter zake van:
*
uitnodigingen tot betaling; en
*
ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikkingen inzake heffingsrente, inzake bestuurlijke boeten die worden opgelegd in verband met vorenbedoelde naheffingsaanslagen, inzake bestuurlijke boeten als bedoeld in hoofdstuk 9 van de Algemene douanewet, inzake compenserende rente of inzake kosten van ambtelijke werkzaamheden, indien de ingeoogste of nog niet ingeoogste vruchten, of roerende zaken tot stoffering van een huis of landhoef, of tot bebouwing of gebruik van het land, zich tijdens de beslaglegging op de bodem van de belastingschuldige bevinden.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • LJN AN7988, Eerste aanleg - meervoudig, 02/02633
    Rechtsoort
    Belasting
    Datum uitspraak
    29-10-2003
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Eerste aanleg - meervoudig
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Gerechtshof Arnhem
    Nu [X] evenmin aansprakelijk is gesteld voor de gehele of gedeeltelijke betaling van de aan [Y] in rekening gebrachte kosten en de wettelijke bepalingen (in het bijzonder die van de Invorderingswet 1990) de ontvanger hiertoe ook geen mogelijkheid bieden, vindt het hof geen grond [X] in afwijking van de wet toch het recht van bezwaar toe te kennen...
  • LJN BD3881, Eerste aanleg - enkelvoudig, 163399
    Rechtsoort
    Handelszaak
    Datum uitspraak
    04-06-2008
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Eerste aanleg - enkelvoudig
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Rechtbank Arnhem
    Nu de rechtbank van oordeel is dat de Ontvanger aan geen van de door eis.conv./gedn.reconv. aangedragen belangen meer gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan, is het verzet door eis.conv./gedn.reconv. tegen de dwangbevelen ongegrond. In reconventie wordt een beroep gedaan op artikel 435 Rv...
  •